Museum

Paul van der Heijden

Nijmeegs oudste museum

Nijmegen is de oudste stad van Nederland. Maar wat is er nog oud in Nijmegen? Elke aflevering gaan we op zoek naar onze levende geschiedenis.

Het eerste museum van Nijmegen stamt uit de zeventiende eeuw. Dominee Johannes Smetius bracht zijn enorme collectie Romeinse vondsten onder in een ‘Cabinet der Oudheden’. Vele buitenlandse prominenten reisden naar Nijmegen om al dat moois te komen aanschouwen. Helaas ging het overgrote deel van de collectie verloren.

In september opent het nieuwe Museum Het Valkhof haar deuren. De Romeinse collectie zal dan flink in de kijker worden gezet en zal een belangrijke toeristische attractie voor Nijmegen worden. Reeds 350 jaar geleden kende Nijmegen ook al een belangrijke collectie oudheden, het 'Cabinet Smetius.'

'Onze bodem, die eenmaal zoo rijke mijn, schijnt nu zoo goed als uitgeput,' verzuchtte gemeentearchivaris Van Schevichaven rond 1900. Vol afgrijzen vervolgt hij: 'En hoe weinig van dat in den loop der eeuwen gevonde is er nu nog overig! Ons gemeente-museum is eigenlijk slechts afgeroomde melk. De room werd afgeschept in vorige eeuwen. Als hersenlooze verkwisters zijn onze voorzaten omgegaan met die schatten, de adelbrieven der stad. Voor hen hadden die vondsten geen andere dan materieele waarde. Denkbeeldig hullen wij ons in zak en asch, wanneer wij denken, wat hier vernield en verloren gegaan is.'

Cement
Waar Van Schevichaven vooral op doelt, is de grootschalige 'winning' van bouwmateriaal. Meer dan 1900 jaren geleden bouwen de Romeinen al stenen huizen in Nijmegen. Ze gebruiken daarvoor baksteen, maar vooral ook tufsteen dat ze helemaal uit de Eifel importeren. Als het Romeinse Rijk in de 5e eeuw instort verdwijnt ook steenbouw uit onze omgeving. Pas eeuwen later worden er weer - mondjesmaat - gebouwen van steen gemaakt: eerst kerkjes en kastelen, vanaf de 12e eeuw ook woonhuizen. De middeleeuwse Nijmegenaren plunderen daartoe op grote schaal de Romeinse ruďnes, die dan nog ongetwijfeld overeind staan. Bij de bouw van de Valkhofburcht rond 1150 is bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een Romeinse mijlpaal, altaren en grafstenen. Later wordt het antieke bouwmateriaal ook gedolven om het te vermalen tot cement. Nog in november 1665 wordt er in Nijmegen met dat doel 81 ton tufsteen uitgegraven, in december 67 ton en de maand erna nog eens 58 ton.

De Winseling
Veel van dat Romeinse materiaal is te vinden in een vlakte buiten de Hezelpoort, 'De Winseling' genaamd. Op deze plek - waar later het Waterkwartier zal worden gebouwd - heeft de Romeinse stad Ulpia Noviomagus gelegen. In het begin van de 16e eeuw ziet een Italiaanse bezoeker van onze stad daar nog 'overblijfselen van prachtige gebouwen'. Ook de predikant Johannes Smetius heeft buitengewone belangstelling voor het gebied: 'De geheele oever der rivier was bezaaid met puin en scherven; zoolang men zich herinneren kan. (...) Ik heb er muren gezien, bekleed met gladgestreken kalk, met nog volmaakt heldere kleuren beschilderd, terwijl potten, munten, tegels in mijn tegenwoordigheid uit den grond zijn gehaald.' De belangstelling van Smetius mondt uit in een overweldigende collectie van Romeinse oudheden. Behalve een verwoed verzamelaar ontpopt Smetius zich ook als een uitgesproken kenner van het Romeinse verleden. Het 'Cabinet van Oudheden' trekt talloze bezoekers, waaronder ook veel vorsten en wetenschappers uit het buitenland.

Het Cabinet
Smetius' zoon zet de traditie van zijn vader voort. Hij maakt zich zeer verdienstelijk voor de wetenschap door een catalogus aan te leggen van de enorme verzameling. Die omvat aan het eind van de 17e eeuw: '500 mantelspelden van koper, zilver en goud; 10.000 munten; meer dan 80 ringen met gesneden edelstenen; 50 hoofden van beelden, marmer en brons, één van glas met een zilveren diadeem; 25 voetstukken van beelden, groot en klein; honderden urnen, heel en gebroken; talloze schalen van terra sigillata, waarvan 80 verschillende pottenbakkersnamen worden opgeschreven; 100 schrijfstiften van zilver en brons; tal van chirurgische instrumenten; een gedeelte van een bronzen lauwerkrans; een koperen passer; een jachthoorn; honderden olielampjes; 6 vingerhoeden; meer dan 100 damschijven; 33 doosjes, rond, vierkant, hartvormig; meer dan 50 beeldjes van goden, mensen en dieren.'
Helaas is het Cabinet geen lang leven beschoren. Na de dood van Smetius jr. in 1703 wordt de gehele collectie voor 20.000 gulden verkocht aan de keurvorst van de Palts. De voorwerpen verspreiden zich over heel Duitsland: sommigen komen terecht in musea, maar het grootste gedeelte is niet meer te traceren.

In de Betouw
Johan In de Betouw is de volgende Nijmegenaar die een grote collectie van oudheden aanlegt. Het zit hem in het bloed, want hij is de kleinzoon van Smetius. Ook deze collectie gaat helaas grotendeels verloren. Na het overlijden van In de Betouw in 1820 wordt de gehele verzameling op een Amsterdamse veiling verkocht. Eén van de kopers is D.H.J. van Schevichaven. Deze ex-militair gaat wonen in het voormalige pand van In de Betouw in de Burchtstraat. Na zijn overlijden in 1831 blijft de collectie in de familie. Zijn weduwe hertrouwt met oud-Indië-ganger P.C.G. Guyot, die de verzameling flink uitbreidt. Guyot schenkt het grootste gedeelte ervan in 1850 aan de gemeente. De collectie Guyot vormt daarmee de basis van het Gemeentemuseum. In 1911 wordt dit museum in de gerestaureerde Mariënburgkapel ondergebracht.

Kam
De laatste particuliere collectie van belang wordt bijeenvergaard door de Rotterdamse industrieel Gerard Marius Kam. In de stadsuitbreidingsgebieden van Nijmegen-Oost koopt hij talloze voorwerpen op van arbeiders die naar hartelust de plaatselijke Romeinse grafvelden omspitten. De vondsten vinden een plek in een speciaal door Kam gebouwd museum. Kams verzameling maakt voornamelijk indruk door de grote hoeveelheden, maar volgens een archeoloog uit die tijd '... is de opstelling van het vaatwerk en aardewerk in het gelijkvloersche gedeelte niet van een zekere eentonigheid vrij te pleiten.'
Kam schenkt zijn museum en de collecties aan het Rijk. Nijmegen kent dan een tijdje twee musea met Romeinse oudheden. Pas in 1938 wordt de - veel belangrijkere - collectie van het Gemeentemuseum toegevoegd aan Museum Kam.

Museum Het Valkhof
Door stelselmatige opgravingen is het museum sindsdien met veel vondsten verrijkt. In het nieuwe Museum Het Valkhof maakt de oorspronkelijke 'Collectie Kam' daardoor nog maar enkele procenten uit van de totale Romeinse collectie - als de familie Kam deze zou willen terugvorderen, zal de museumbezoeker het niet eens merken. Veel belangrijker is het besef, dat de toch al indrukwekkende verzameling oudheden van het nieuwe museum slechts een fractie is van wat er ooit in de Nijmeegse bodem heeft gezeten. De rest is domweg verdwenen, verkwanseld of vermalen tot cement. Bij alle feestelijkheden rond de opening van het nieuwe museum geeft dat toch te denken. (PH)

Eerder verschenen in magazine

terug

REAGEER:

Uw aanvullingen of opmerkingen zijn welkom!
Met dit formulier kunt u (nog) geen foto's versturen. Gebruik daarvoor uw e-mailprogramma.
Opmaak kan wel, bv <b>Vet</b> of <i>cursief</i> geeft Vet of cursief.